Vluchtheuvelgemeente te Zetten
|
||||||||||||||
|
Na het lustrum Op 6 mei vierden wij het 6e lustrum van de Meespeelviering met elkaar. In
de Overvliegdienst
van 7 mei stond dit
centraal. We hebben
elkaar veertjes
opgespeld en
toegezongen met de
woorden: Veren
vliegen en wij
wiegen mee op de
vleugels weten ons
heuvels, Halleluja,
amen Ter
ere van het jubileum
is een
herinneringsboekje
gemaakt. Hierin
staan bijdragen van
diverse, door de
jaren heen,
meespelers, in alle
soorten en maten.
Ook zijn er heel
veel foto’s in
opgenomen die een
mooie indruk geven
van de
Mensenkindmethode.
Het boekje is nog
verkrijgbaar. Twee
voorbeelden wil ik
jullie alvast niet
onthouden. Het
eerste is een stukje
van Floris de
Ruiter, een
mensenkind dat
volgend jaar over
hoopt te vliegen en
al heel
‘volwassen’
rollen speelt.
Daaronder een
verslag van Just van
Es, dat in het
herinneringsboek als
titel ‘De Geest
van de Heuvel’
meekreeg. Veel
leesplezier gewenst!
Jubileum
meespeelviering Ik kom al lang
bij de
meespeelviering en
tot nu toe vond ik
het verhaal van Jona
het leukst. De
volwassenen spelen
het spel heel leuk
en betrekken de
kinderen daar ook
bij. Jona vond ik
het leukst omdat het
een leuk verhaal was
en het werd gespeeld
alsof we er zelf bij
waren in die tijd.
Het leek heel echt
door de mooie
decoratie. Ik hoop dat de meespeelviering nog lang blijft bestaan. Floris (10 jaar) De Vluchtheuvel in Zetten was mijn
eerste gemeente toen
ik uit Indonesië in
Nederland terugkwam
en me afvroeg wat ik
met de kerk verder
wilde. Met “mijn
eerste gemeente”
bedoelen dominees
meestal een
werkplek. Dat was
het zeker ook, maar
het was ook voor mij
de plek waar ik
gemeentelid werd, en
me zo met de kerk
verzoende. En dat is
voor mij de
Vluchtheuvelgemeente
gebleven, model voor
gemeente zijn.
Toen we hier
in het hoge noorden
een plek zochten en
eens in Huizinge
gingen kerken, zei
ik na vijf minuten
tegen Barbara: dit
is goed, dit lijkt
wel de Vluchtheuvel. Wat is dat toch? Die “geest” van de
Vluchtheuvel? Dat is
moeilijk te zeggen,
het is een samenspel
van factoren, maar
in elk geval speelde
voor mij de
maandelijkse
kinderdienst een
grote rol. Ik ontdekte daar, in de kinderdiensten
en de voorbereiding
ervan, mijn plaats
als theoloog.
Ik had daar
niet de leiding, dat
was wel meteen
duidelijk. Ik was er
om materiaal aan te
leveren voor de
verbeeldingskracht
die dan vrij spel
kreeg.
Er kwam op
onnavolgbare manier
een Bijbelverhaal
tot leven door te
spelen. Het keurig
aangeleverde
theologische
materiaal werd als
goochelballen alle
kanten opgegooid en
vaak heel kundig
weer opgevangen. Het
enige zekere daarbij
was dat aan het eind
Erica zou
concluderen dat het
dus eigenlijk een
Paasverhaal was.
En ik, ik
kwam er als theoloog
binnen en ging er
als mens weer uit.
En dat was
nog maar de
voorbereiding. Op
zondag deden we het
met ons allen. Klom
iemand in een boom,
kwam de organist als
engel via een ladder
afgedaald van het
orgelbalkon, blies
een rookmachine de
boosheid van De Heer
over het gouden kalf
de kerk in terwijl
ik, verstopt op het
orgelbalkon, met zo
streng mogelijke
stem de tien geboden
voorlas. Of waren we
ineens de zee waar
het volk doorheen
trok. De verhalen die spelend tot leven kwamen waren niemands eigendom, niet van “de kerk”, niet van “de wetenschap” of wat voor autoriteit ook maar. Er kwam niemand namens zo’n autoriteit “uitleggen” – het ergste wat er bestaat! - wat de betekenis er van was of de boodschap ervan “verkondigen”. Ook de Bijbelteksten zelf hadden niet dat soort autoriteit. Ze duldden wel omvorming en tegenspraak en kregen juist zo hun eigen gezag. Dit niet-hiërarchische trekje was natuurlijk kenmerkend voor de Vluchtheuvel als geheel. En dat was niet alleen maar een residu van de zestiger of zeventiger jaren. Het ging terug op een eigen beleving van gemeente zijn. Daar past geen hiërarchie, daarin passen niet de symbolen van macht, de toga, het gewijde handelingen die alleen aan een kerkelijk ambt zouden zijn voorbehouden, zoals zegen of communie, want daar doen we samen de dingen die gedaan moeten worden. En hoe ligt nooit vast. In de tijd waarin ik mee deed, heten
deze diensten nog
kinderdiensten.
Dat woord kon
niet helemaal
weergeven wat er
gebeurde.
Ik was zeker
niet de enige
volwassene die in
deze diensten het
“eigenlijke” van
de kerkdienst
beleefden, misschien
wel meer dan in
andere diensten. Wij
volwassenen kwamen
er niet om de
kinderen een handje
te helpen. In
tegendeel. Dat het
Koninkrijk Gods en
kinderen volgens
Jezus zo nauw
verwant zijn, zou
wel eens kunnen
komen door dat
vermogen tot spelen
dat ook een nog niet
weten en hebben is,
maar beweging,
verrassing,
ontdekking. Zo
leerde ik mee door
de kinderdiensten
van de Vluchtheuvel
beseffen hoe
wonderlijk de
paradox van het
geloven is: juist
een theologie die
niet begrijpt dat
het om mee-spelen
gaat, is vanuit het
geloof gezien niet
volwassen. Deze
onvolwassen
volwassenheid of
volwassen
onvolwassenheid wens
ik de Vluchtheuvel
(en ons allemaal)
toe voor nog vele
jaren, op welke plek
dan ook.
Just van Es Huizinge, april 2017 |